Canada beschikt over de op één na grootste voorraad van ruwe olie op aarde. Maar niet iedereen beschouwt de teerzanden als een zegen. De groeiende oliewinning stuwt de dollar steeds verder op, tot ongenoegen van de Canadese exportsector. Een typisch geval van de ‘Hollandse ziekte’.

Door Frank Kuin

MONTREAL. Een land dat beschikt over een  van de grootste voorraden ruwe olie op aarde, de teerzanden in  de westelijke Canadese provincie  Alberta, heeft op het eerste gezicht  weinig te klagen over de huidige  staat van de wereldeconomie. Het  niveau van de olieprijs, dat vorige  week het hoogste punt bereikte  sinds medio 2008, betekent vooral  één ding voor olie-exporterende  landen als Canada: kassa.

Multinationale oliemaatschappijen investeren tientallen miljarden dollars in de omstreden teerzanden, de moeilijk winbare megareserve van onconventionele olie waarvan de winning in de afgelopen vijftien jaar rendabel is geworden wegens de hoge olieprijs. Opbrengsten van de exploitatie van de teerzanden, in omvang de tweede olievoorraad ter wereld na die van Saoedi-Arabië, stromen binnen.

Winning van olie uit de teerzanden in de Canadese provincie Alberta.

Toch worden de teerzanden in eigen land  even vaak verguisd als geprezen om hun economische gevolgen. Vorige week liepen spanningen weer eens op toen de premier van de provincie Ontario, het  industriële centrum van Canada,  de teerzanden de schuld gaf van  een crisis in de Canadese industriesector. De ongekende hausse bij de  oliezanden heeft „exporteurs en  fabrikanten de wind uit de zeilen  genomen”, zei Dalton McGuinty.

Zijn redenering is niet nieuw: wegens de toenemende oliewinning wordt de Canadese dollar gezien als een ‘olievaluta’, die meestijgt met de olieprijs. Daardoor worden industriële exportproducten van Canada, zoals auto’s en auto-onderdelen, steeds duurder voor buitenlandse – vooral Amerikaanse – afnemers. Tegenover hogere olieopbrengsten in Alberta staat dan ook teruglopende industriële afzet in centraal Canada, waar de meeste mensen wonen.

Economen hebben een term  voor dergelijke economische  scheefgroei: Dutch disease, ofwel  Nederlandse ziekte, een verwijzing naar de situatie in Nederland  in de jaren zestig en zeventig, toen  de ontdekking van aardgasreserves  tot gezonde inkomsten leidde,  maar de gulden onbetaalbaar werd  voor buitenlandse afnemers van  andere Nederlandse producten. De  vondst van aardgas bleek nadelig  voor de concurrentiepositie van de  Nederlandse industrie.

Door de teerzanden kampt Canada met hetzelfde probleem. De  Canadese dollar is in de afgelopen  jaren gestaag in waarde opgelopen,  min of meer in de pas met de olieprijs. De munt is gestegen van 62  Amerikaanse cent in januari 2002  tot 101 cent, dus boven pariteit,  nu. Dat is mooi voor Canadezen  die naar de Verenigde Staten reizen of iPads en andere Amerikaanse producten kopen. Maar voor de  industriële exportsector van Canada, de grootste handelspartner van  de VS, is het rampzalig.

Canadese en Amerikaanse dollar.

Neem de auto-industrie, met  een groot aantal assemblagefabrieken en toeleveranciers in Ontario.  Tien jaar geleden had de Canadese  autosector een handelsoverschot  van 20 miljard dollar; nu een handelstekort van 12 miljard, nadat  een aanzienlijk aantal fabrieken is  gesloten. Werkgelegenheid in de  branche is gedaald van 198.000  werknemers tot 131.000. In totaal  zijn volgens econoom Douglas  Porter van de Bank of Montreal  een half miljoen industriële banen  verloren gegaan in Ontario, mede  door de opmars van de valuta.

Vandaar dat McGuinty zich zorgen maakt. „Als ik moest kiezen  tussen een snel groeiende oliesector  of een lagere dollar, dan zou ik  aan de kant staan van de lagere  dollar”, liet hij zich ontvallen.

Voorstanders van de teerzanden  werpen tegen dat Ontario en andere delen van Canada ook profiteren  van de hausse in de oliesector. Niet  alleen via federale belastinginkomsten, maar ook door contracten voor industrieën ten behoeve  van oliewinning, bijvoorbeeld de  productie van apparatuur en buizen. Sceptici vinden echter dat de  opbrengsten daarvan niet opwegen tegen de gederfde inkomsten  van de exportbranche.

Wat wellicht meer ter zake doet  is dat de keuze tussen exploitatie  van de teerzanden en een lagere  dollar niet echt bestaat. De onstuimige groei van de teerzanden in  Alberta is een feit, ongeacht de gevolgen voor de Canadese dollar, of Nederlandse ziekte. De  rest van Canada zal moeten leven  met de symptomen.

Tagged with:
 

One Response to Canada kampt met Hollandse ziekte door oliereserve

  1. […] Vele Canadezen schamen zich voor dat imago, en plaatsen vraagtekens bij de nietsontziende nadruk van de huidige regering op ontwikkeling van de teerzanden. Economen menen dat de export van ruwe grondstoffen niet helpt bij diversificatie van de economie. Ook zijn de teerzanden een doorn in het oog van sommigen in oostelijk Canada, waar industrie veel belangrijker is. Wegens de status van de dure Canadese munt als ‘oliedollar’ zijn andere Canadese producten de afgelopen jaren minder aantrekkelijk geworden voor de exportmarkt – een verschijnsel dat bekend staat als ‘Hollandse ziekte’. […]

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *