Het Australische BHP exploiteert in de Canadese Northwest Territories de eerste diamantmijn van Noord-Amerika. Met zeer zuivere diamanten zonder smet van conflict opent het bedrijf een aanval op het monopolie van het Zuid-Afrikaanse De Beers. In Yellowknife is een slijpindustrie in opkomst. ,,Vijf jaar geleden wisten we nog niks van diamant.”

Door Frank Kuin

Yellowknife. Na een uur vliegen vanaf het dichtstbijzijnde stadje tot vlak onder de poolcirkel verschijnt op de grond een eenzaam teken van menselijke activiteit. De structuur, volkomen geïsoleerd op de boomloze toendra en omringd door duizenden meren, lijkt nog het meest op een nederzetting op de maan. Grauwe, rechthoekige laagbouw wordt zichtbaar, en zes cilindervormige brandstoftanks. Een draai van het vliegtuig bij de afdaling biedt een blik in een enorme krater van tientallen meters diep. Even verderop ligt een kaarsrechte landingsbaan die lang genoeg is voor grote Boeing-toestellen.

Op de grond worden de inzittenden per schoolbus naar de basis gebracht. De ingang is beveiligd met metaaldetectoren. Zonder geldige fotopas komt niemand erin. Het hoofdkwartier van de nederzetting in het gure poolklimaat staat via ‘arctische gangen’ in verbinding met de industriële delen van het complex: een elektriciteitscentrale, een hoge hangar voor onderhoud aan reusachtige kiepwagens, en het grootste bouwwerk in een omtrek van honderden kilometers: een fabriek met lopende banden, maalmachines, röntgenapparatuur en centrifuges.

Dit is het decor van ‘s werelds jongste diamantmijn, de eerste in Noord-Amerika. De Ekati-mijn, in het hoge noorden van Canada, levert sinds vorig jaar vier procent van het wereldwijde aanbod aan ruwe diamanten (zes procent in waarde). Samen met ten minste twee andere mijnen in ontwikkeling in de onherbergzame omgeving, zal Ekati binnen enkele jaren van Canada een van de belangrijkste leveranciers van diamanten ter wereld maken, naast Botswana, Rusland, en Zuid-Afrika – verantwoordelijk voor naar schatting 12 tot 15 procent van de wereldproductie.

De diamantmijn Ekati in de Northwest Territories van Canada.

Van het doel van de geheimzinnige operatie is ondertussen geen spoor te bekennen – en dat geldt niet alleen voor de eenmalige gast. Hoewel hier bij toerbeurt ongeveer 600 mensen werken, komt bijna niemand ooit in contact met waar het allemaal om begonnen is. En ook al gaat er per dag zo’n 9.000 ton aan grondstof door de verwerkingsfabriek, de dagelijkse opbrengst is ,,net genoeg om deze veiligheidshelm half te vullen”, zegt Serge Pelletier, medewerker van de president van de operatie, terwijl hij op het plastic op zijn hoofd tikt.

Als het aan de exploitanten van de Ekati-mijn ligt, biedt de operatie uitzicht op een onberispelijke toekomst voor de internationale diamantindustrie. De branche worstelt met een imagoprobleem rondom vraagtekens bij de herkomst van sommige edelstenen. Eerder dit jaar kwam de diamantwereld onder vuur wegens beschuldigingen dat diamanten uit Afrikaanse conflictgebieden niet streng genoeg van de markt worden geweerd. Onder het aanbod van edelstenen voor verlovingsringen en andere sieraden zouden zich zogenoemde ‘bloeddiamanten’ bevinden – gesmokkelde edelstenen uit Angola, Sierra Leone en Congo die, ondanks embargo’s, worden gebruikt voor de financiering van bloedige burgeroorlogen.

De toevoeging van het conflictvrije Canada aan het selecte groepje diamantleveranciers past dan ook uitstekend bij het voornemen van de sector om schoon schip te maken. Onlangs werd de diamantindustrie het erover eens dat ruwe diamanten voortaan alleen binnen een ‘controleerbaar netwerk’ in verzegelde verpakkingen met import- en exportcertificaten mogen worden vervoerd. De Canadezen rekenen erop dat hun diamanten in dat kader een imago meekrijgen van ijselijke correctheid en ongevoeligheid voor gesjoemel.

De eerste diamanten uit de bevroren toendra werden vorig jaar in Antwerpen verkocht

,,Wat wordt gewaardeerd aan onze diamanten is een stabiel aanbod van goede kleur en kwaliteit”, zegt Denise Burlingame, aan de rand van de open Ekati-mijn. ,,Ze zijn zeer betrouwbaar.” Burlingame spreekt namens Broken Hill Proprietry (BHP), een Australisch bedrijf dat 51 procent van de Ekati-mijn bezit en verantwoordelijk is voor de exploitatie. BHP heeft 700 miljoen dollar geïnvesteerd in de operatie, en is inmiddels ruim twee jaar bezig met het winnen van diamanten. De eerste edelstenen uit de bevroren toendra werden begin vorig jaar in Antwerpen verkocht. De Antwerpse Hoge Raad voor Diamant, die onlangs in Toronto zijn eerste buitenlandse kantoor opende, beaamt dat Canadese diamanten ,,van hoge kwaliteit” zijn.

Dat blijkt ook uit de prijs. Ekati-diamanten brengen gemiddeld 168 dollar per karaat op, aanmerkelijk meer dan de gemiddelde prijs voor diamanten uit andere delen van de wereld. Ruwe edelstenen uit de Jwaneng-mijn in Botswana, een van ‘s werelds voornaamste diamantmijnen, leveren bijvoorbeeld gemiddeld 70 dollar per karaat op. BHP rekent op een jaarlijkse omzet van ten minste 500 miljoen dollar en verwacht dat de Ekati-mijn en andere, potentiële mijnen op het grondgebied van het bedrijf zeker 25 jaar levensvatbaar zullen blijven. De exploitanten beschouwen Ekati als ,,het meest geslaagde nieuwe mijnproject ter wereld in de afgelopen jaren”.

Wegens de afgelegen locatie ten noordoosten van Yellowknife in the Canadese Northwest Territories, is de Ekati-mijn moeilijk bereikbaar.

Het geld wordt echter niet gemakkelijk verdiend. De onherbergzame locatie en het gure klimaat ter plekke vormen enorme obstakels voor de winning van de edelstenen. De diamanten zijn verhuld in zogenoemd kimberliet, een vorm van gesteente dat op zijn beurt wordt geput uit de bodem van bevroren graniet. Reusachtige boormachines, bulldozers en kiepwagens verbrijzelen stukjes van de krater en rijden af en aan met tonnen aan grondstof. Om diefstal te vermijden worden de ruwe diamanten in de verwerkingsfabriek op volkomen geautomatiseerde wijze van het kimberliet gescheiden, met onder meer röntgenstralen.

Vooral het werk in de open mijn is buitengewoon bar. ‘s Winters, wanneer het bijna de hele dag donker is, dalen de temperaturen er tot min veertig graden Celsius; min zeventig in de gure wind. Desondanks gaat het opblaas-, graaf- en laadwerk 24 uur per dag en zeven dagen per week door. Alleen bij sneeuwstormen die het zicht volkomen belemmeren wordt het stilgelegd. Het winningswerk vreet ondertussen peperduur materieel, dat wegens de vriestemperaturen zeer broos is. De laadbakken van bulldozers moeten elke twee weken worden vervangen; boorkoppen voor het maken van explosiegaten, elk met een waarde van 7.000 dollar, moeten om de dag worden verwisseld.

Wellicht nog uitdagender is het feit dat de mijn voor het overgrote deel van het jaar niet over land te bereiken valt. De enige uitzondering is een periode van tien weken in de winter, wanneer een speciale ‘ijsweg’ naar het zuiden wordt aangelegd over de besneeuwde toendra en dichtgevroren meren. Op koortsachtige wijze wordt die opening elk jaar benut om onderdelen voor apparatuur en brandstof in lange karavanen van vrachtauto’s naar de mijn te brengen. Alleen al voor de jaarlijkse brandstofbenodigdheden zijn 900 ritten van tankwagens nodig.

,,Niemand is ons voorgegaan in wat we hier doen”

Tot slot verblijven in Canada, in tegenstelling tot in andere diamantlanden, de mijnwerkers in het mijncomplex. BHP vervoert ze per vliegtuig naar de basis vanaf Yellowknife, het hoofdstadje van de Northwest Territories, driehonderd kilometer ten zuidwesten van Ekati. Ze draaien een onafgebroken dienst van twee weken, twaalf uur per dag. ,,Niemand is ons voorgegaan in wat we hier doen”, zegt Pelletier, een Canadese diamantman met jaren ervaring in zuidwestelijk Afrika en Australië, bij een rondleiding door het complex. ,,We moeten daarom zelf de standaard bepalen door dingen te proberen.”

Toch was overwinning van de elementen misschien het meest eenvoudige aspect van het op de markt brengen van Canadese diamanten. BHP, een groot mijnbouwbedrijf dat relatief nieuw is in de diamantwinning, moest zich een plaats zien te verwerven in de internationale diamantsector, een sector die al tientallen jaren wordt gedomineerd door het Zuid-Afrikaanse concern De Beers. Tot veler verrassing heeft het Australische bedrijf al doende het monopolie van De Beers aanmerkelijk verzwakt en gaf het dit jaar terloops de doorslag bij hervorming van de manier waarop diamanten op de markt worden gebracht.

De Beers, bekend van de ruim vijftig jaar oude slogan ‘Een diamant is voor altijd’ is ‘s werelds diamantengrootmacht. Tweederde van ‘s werelds diamantenaanbod gaat in Londen door de handen van De Beers, dat de meeste Afrikaanse diamantmijnen bezit en tot voor kort de prijs van ruwe diamanten stabiel hield door overaanbod op te kopen. In die zelfopgedragen rol als buyer of last resort heeft het concern een voorraad aan ruwe diamanten opgebouwd ter waarde van 3,9 miljard dollar. Ondanks een tarief voor servicekosten van tien procent verkochten leveranciers tientallen jaren lang bijna zonder uitzondering hun edelstenen aan De Beers, omdat iedereen belang had bij prijsstabiliteit.

BHP nam echter het bijkans revolutionaire besluit om de meerderheid van de Ekati-diamanten buiten De Beers om op de markt te brengen. Een van de redenen was dat de regionale autoriteiten in noordelijk Canada, in ruil voor vergunningen, eisten dat een deel van de edelstenen zou worden verkocht aan plaatselijke slijpers. Bovendien wilde BHP, dat in tegenstelling tot De Beers zakenbelangen heeft in de Verenigde Staten, niet riskeren dat het Amerikaanse mededingingsregels zou overtreden. Het resultaat: BHP verkoopt slechts 35 procent van de ruwe diamanten uit de Ekati-mijn aan De Beers; de overige 65 procent wordt verkocht op de open markt in Antwerpen.

Deze formule, een mogelijk precedent voor exploitanten van de twee andere mijnen in ontwikkeling in het Canadese noorden, de zogenoemde Diavik en Snap Lake projecten, dreef De Beers in het nauw. ,,Geen van de drie operaties werden beheerst door De Beers”, zegt Graeme Currie, mijnanalist bij Canaccord Capital in Vancouver. ,,En dat terwijl alledrie naar verwachting edelstenen van hoge kwaliteit zullen leveren, een product waar De Beers greep op wilde krijgen.”

De Beers keek dan ook met argusogen toe. Al sinds de jaren zestig zocht de diamantgigant in Canada vergeefs naar nieuwe bronnen om te diversifiëren buiten zijn basis in Afrika. Dit jaar sloeg De Beers eindelijk zijn slag; niet door exploratie, maar via een vijandig overnamebod op Winspear Diamonds, een Canadees exploratiebedrijfje met een meerderheidsbelang in het Snap Lake project. Na verzet van Winspear verhoogde De Beers zijn bod tot 305 miljoen dollar en werd een akkoord bereikt. De Beers bestudeert nu het potentieel van Snap Lake en hoopt er in 2004 een operationele mijn te bezitten.

,,We streven ernaar om zo snel mogelijk een mijn in Canada te exploiteren en ons bij de andere Canadese producenten te voegen”, verklaart Tom Beardmore-Gray, vice-president van De Beers Canada in Vancouver. Als reden noemt Beardmore-Gray ,,de zeer hoge kwaliteit van de diamanten”. Dat de Canadese diamanten vrij zijn van conflict speelt volgens hem geen rol. ,,We beschouwen al onze productie in Botswana, Namibië en Zuid-Afrika als volkomen conflictvrij”, aldus Beardmore-Gray. ,,Het is niet zo dat Canadese diamanten conflictvrij zijn terwijl de rest is besmet.”

Overigens kwam de Canadese acquisitie van De Beers een maand nadat de diamantgigant zijn rol als opkoper van overaanbod aan diamanten liet varen. De Beers werd de inefficiëntie van het opkopen zat omdat het geen rendement opleverde, terwijl grote concurrenten als BHP op de markt verschenen, legt Beardmore-Gray uit. ,,De opkomst van de Canadese industrie heeft laten zien dat we nu aanzienlijke concurrentie hebben van grote mijnbedrijven. We leven in een andere wereld, en de opkopersrol was niet houdbaar.”

Yellowknife, het hoofdstadje van de Northwest Territories, heeft een eigen diamantindustrie.

En zo heeft de jonge Canadese diamantsector al een aanmerkelijk stempel gedrukt op de internationale diamantwereld. Niet alleen heeft de toevoeging van Canadese bronnen de dynamiek van de internationale diamanthandel gewijzigd, in Yellowknife is, tot verbazing van sceptici, een bescheiden slijpindustrie van de grond gekomen. Dat gebeurde op aandringen van de regering van de Northwest Territories, die bedong dat een deel van de ruwe edelstenen aan plaatselijke slijperijen wordt geleverd.

,,We hebben hard onderhandeld met de mijnbedrijven”, verklaart Joseph Handley, minister van Grondstoffen, Economische Zaken en Financiën van de Northwest Territories. ,,Onze mensen hebben banen nodig, en dit is de kans.” Volgens Handley kwam de ontdekking van diamanten in de regio als een geschenk uit de hemel, want het gebied kampte met economische terugloop sinds de uitputting van goudmijnen. ,,Maar we hebben veel moeten leren”, voegt hij eraan toe. ,,Vijf jaar geleden wisten we nog niets van diamanten.”

De Northwest Territories banen zich dan ook op onbevangen wijze een weg in de diamantwereld, zich weinig aantrekkend van gangbare wijsheden in de gesloten branche. De volgende stap: het omstreden markeren van diamanten als Canadees, om kwaliteit en puurheid te garanderen. Handley werkt aan een certificatensysteem, en in sommige diamanten wordt in Yellowknife al een microscopisch ijsbeertje gegraveerd, onzichtbaar voor het blote oog. Sceptici menen dat dergelijke markeringen relatief gemakkelijk kunnen worden gewist of vervalst. Maar Handley weet wat hij wil en is optimistisch. ,,Het is belangrijk dat klanten straks weten dat de diamant die ze kopen een authentieke, Canadese diamant is.”

De Ekati-mijn is de eerste diamantmijn in Noord-Amerika.

Kimberlietpijpen

De aanwezigheid van diamanten in het onherbergzame Canadese noorden is lange tijd vermoed, maar was tot 1991, toen de Canadese geoloog Charles Fipke daarin wel slaagde, buitengewoon moeilijk aan te tonen. In tegenstelling tot Afrikaanse mijnen, waar diamanten dicht aan de oppervlakte liggen en met de hand worden opgepikt, zijn de ruwe edelstenen in Canada verhuld in zogeheten ‘kimberlietpijpen’ – diepe, wortelvormige formaties van gesteente die zijn ontstaan als gevolg van vulkaanuitbarstingen, miljoenen jaren geleden.

Diamant, ofwel puur koolstof, het hardste gesteente op aarde, is op twee- tot driehonderd kilometer diepte gevormd en door vulkanisch magma naar de oppervlakte vervoerd. De ruwe edelstenen bevinden zich aan de ‘wanden’ van de denkbeeldige wortel die daarbij ontstond. Om de diamanten te bereiken, wordt het kimberliet uitgegraven uit de bodem van graniet. Dit gebeurt in een open mijn, die steeds dieper en nauwer wordt. Elke 7,5 ton aan graniet uit de Ekati-mijn bevat gemiddeld 1 ton aan kimberliet; elke ton aan kimerberliet bevat gemiddeld een minuscule karaat aan diamanten.

Het bereiken van de kimberlietpijpen wordt op zichzelf bemoeilijkt door het feit dat ze normaal gesproken onder water liggen. Oorzaak is dat de vulkaanuitbarstingen van weleer een zachte oppervlakte nalieten, die miljoenen jaren later door voorbijschuivende gletsjers werd uitgeslepen tot meren. Het kleine meer dat tot voor kort de Ekati-pijp bedekte, is leeggepompt. Alleen al in het grondgebied van de Ekati-mijn zijn 121 andere ‘pijpen’ ontdekt; ten minste vier ervan bevatten genoeg diamanten om een mijn voor te bouwen.

Een van de andere diamantprojecten is de naburige Diavik-voorraad, die naar verwachting in 2003 operationeel zal worden. Diavik, dat wordt beheerd door de Britse mijngigant Rio Tinto, kampt met zijn eigen technische uitdagingen: het meer boven de kimberlietpijp is, met een breedte van 60 kilometer, veel te groot om leeg te pompen. ,,We moeten eerst dijken bouwen”, vertelt Tom Hoefer van het Diavik-project in Yellowknife, ,,en dan de kleinere delen van het meer afwateren.” Milieuverdragen met de mijnbedrijven schrijven voor dat de meren na uitputting van de mijnen worden hersteld.

Tagged with:
 

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *